ZATERDAG 18 JUNI
ZATERDAG 18 JUNI
Dagkrant, Zaterdag 18 juni 2022
Na het zien van Grace, een avondlijk schouwspel met groots opgezette en kleurrijke verlichting, raakte deze Dagkrantredacteur bij de Vijfpoort in gesprek met Roy van Zon, lichtontwerper van De Veenfabriek, bij de voorstelling Niemand heet Rozenhart. Het enthousiasme over het lampenwerk van Grace aanhorende, zei hij: “Als je twee keer bij daglicht speelt, zoals wij, dan zijn de mogelijkheden wel beperkter.” Het was aanleiding voor een gesprek over lichtontwerp bij daglicht. Hoe pak je dat aan?
Wat kun je als lichttechnicus doen als de zon schijnt?
Je hoofdlichtbron is in dat geval de zon. Daar kun je óf tegenop spelen óf je kan erop inspelen. Wij hebben ervoor gekozen het zonlicht als tegenlicht te gebruiken, wat al meer mogelijkheden biedt. Daarbij gebruiken wij veel led-armaturen, waarbij we vooral met kleuren de verschillende scènes versterken.
Led-armaturen?
Ja, dat is dan led-licht van één lamp die voortdurend van kleur kan verwisselen, en die lampen zijn naar het publiek toe gericht, want je ziet het schijnsel van de lampen niet zo goed op het toneel. Maar je ziet natuurlijk wel de lamp zelf, en daarmee spelen wij. Met kleuren versterken we een scène of een personage, of soms verbreken we hem.
Ik herinner me lichtsnoeren met veelkleurige peertjes, rechtsachter op het toneel.
Ja, dat is onderdeel van het licht, maar daar gebeurt tijdens de voorstelling vrij weinig mee. Die lampjes staan aan en die blijven aan. Maar op de linkerhelft van het toneel hebben wij ‘het theatertje’, zoals wij dat noemen. Daar zit eigenlijk al het licht van de voorstelling. En wij gaan met het licht mee in het absurdisme van het stuk.
Jullie spelen om 11.30 en om 17.00 uur. Hoe verschillen die tijden qua licht?
Het speelvlak verandert totaal als de zon van plaats verandert. In de eerste voorstelling valt het kunstmatige licht vrijwel volledig weg, want dan staat de zon er vol op. ’s Middags is het speelvlak voor driekwart in schaduwen gehuld. Dan wordt het spelen met licht een stuk interessanter, al blijft het lichtplan ondergeschikt aan de zon. Je kunt er nog zoveel lampen ophangen, maar de zon wint het altijd.
Wat kun je dan nog doen, qua lichtontwerp?
In de tweede voorstelling kun je accenten leggen, al naar gelang waar de scène over gaat. Je kunt benadrukken dat iets zich in het bos afspeelt, met een groen lampje, dus vanuit realisme, of je versterkt waar een scène over gaat en wat een personage voelt. Als de rechter opkomt bijvoorbeeld: dat moet gewoon een feestje zijn. Het is ‘de rappende rechter’, dus daar kun je een feestje van licht van maken: zorgen dat alles knippert en alles wat kan draaien laten draaien.
Als je deze voorstelling bij nacht zou spelen, wat zou je dan doen met licht?
Dan zouden we er toch wel een aantal lampen bij moeten zetten. Het lichtplan dat er nu hangt, is te onvolledig om dit in nachtlicht te gaan spelen. Zodoende hebben we frontlicht nodig, lampen die vanuit het publiek op de vloer schijnen, om de acteurs zichtbaar te maken. Als we dit stuk met het huidige lichtplan bij nacht zouden spelen, zou je naar een erg donkere voorstelling gaan kijken.
Welke andere voorstellingen hebben een mooi lichtontwerp, volgens jou?
We hebben helaas nog geen tijd gehad om naar andere voorstellingen te kijken. Volgend jaar beter, hoop ik!
Foto van ‘Grace’ van Theater Rast / Ada Ozdogan. “Bij daglicht zou dit niet te doen zijn,” vertelt lichtontwerper Ingeborg Slaats. “Het isoleren en wijder maken van scènes door licht gaat dan niet meer. Je zou de wolken en de maan misschien wat kunnen inkleuren, maar je hebt verder niets in de hand. Is het zonnig? Is het bewolkt? Zonlicht kan verrassende effecten hebben, maar je kunt er met lichtontwerp niet tegenop.”
Bestel hier tickets voor ‘Niemand heet Rozenhart’ van de Veenfabriek en hier voor ‘Grace’ van Theater Rast en Ada Ozdogan.
Video Jonathan Sipkema Gedicht Daan Doesborgh Concept Tom van Huisstede en Jonathan Sipkema
“Ik speel hier een dubbelrol,” zegt Koen bij onze werkplek. “Enerzijds ben ik eindredacteur voor de Dagkrant en heb ik veel juttertjes mogen drinken voor deze rubriek – vandaar dat ik nu een koffie neem, dat spul komt m’n neus uit –, anderzijds ben ik natuurlijk de leadzanger van het muzikale duo De Witte Kunst. Ik weet niet wat ik leuker vind, maar om onze toetsenist Lyckle de Jong niet voor het hoofd te stoten, kies ik voor de band. Met het gevaar jou dan weer voor het hoofd te stoten.”
Hoe heb jij het luchtig en licht gehouden als eindredacteur van deze griebus?
Nou, god, het is een kwestie van een knop omzetten, want je voelt je natuurlijk gewoon erg slecht. Ik heb geen enkele nacht meer dan vier uur geslapen. Maar weet je wat helpt? We hebben een enorme, galmende badkamer, dus ik zing heel hard onder de douche. Vanochtend zong ik Wij Zullen Doorgaan van Ramses Shaffy, met steeds gekkere stemmetjes. Heel hoog. Dat hielp enorm.
Welke van onze inside jokes denk je dat overeind blijft als je hem uit de context van deze redactie haalt?
Ik denk dat Iberico Ribfingers wel kans maakt. We zijn gevingerd door het lot. Voor de lezer: we hebben smakelijk gelachen en tevens genoten van de Iberico Ribfingers van pannenkoekenhuis Hans en Grietje in Midsland. Een plek waar ze pannenkoeken en poffertjes maken, maar waar ze ook de hand niet omdraaien voor een portie botloze spareribs. Een veelzijdig restaurant! In onze verbeelding is Iberico Ribfingers een personage dat het ver gaat schoppen in de politiek. Dat was wel het hoogtepunt van deze week.
De Witte Kunst maakt luchtige muziek met soms een randje zwarte heftigheid, mag ik dat zeggen?
Het instrumentarium is luchtig, maar de boodschap is loodzwaar – als je er tenminste over nadenkt. Zeer fatalistisch, maar gebracht met een brede glimlach. Heb je nog een vraag? Ik moet dit ook allemaal nog redigeren, Jan.
Richt je tot de mensen, wat moeten ze nog weten?
Dat ze onze merchandise kopen. Als ze diep in de buidel tasten, dan kopen ze een plaat, een single en een tas, ofschoon die onhandig kleine hengsels heeft. We spelen zaterdag om twee uur ‘s middags bij de Luwte. Ik verwacht iedereen daar te zien. Mag er nog bij dat dit niet mijn idee was, deze zelfverheerlijking?
De Witte Kunst speelt deze zomer onder meer nog op Welcome to the Village en Valkhof Festival, en maakte tevens de titelsong van 'Met Mes', de nieuwe film van Sam de Jong.
Hey Sara! Dank voor het tolken bij de voorstelling! Hoe vind je het om hier op het festival te mogen werken?
Heel bijzonder, maar ook heel belangrijk. Voor horende mensen is Oerol natuurlijk een begrip. Voor mensen die doof of slechthorend is het nu de eerste keer dat ze ook mee kunnen genieten van het festival. Ik hoop dat het festival ook binnen mijn gemeenschap steeds meer naamsbekendheid zal krijgen, nu er meer voorstellingen vertolkt worden.
Hoe gaat het tolken van een theatervoorstelling precies?
Ik ben zelf ook doof, dus hoe het werkt is dat er een co-tolk is die wel hoort en met mij meewerkt. Zij zit in het publiek en kijkt naar de voorstelling, en vertaalt aan mij wat ze hoort. Ik sta naast het podium, en vertaal aan het dove publiek in mijn moedertaal de tekst.
Wat brengt het met zich mee dat jij zelf ook een doof persoon bent?
Ik ben een doventolk, wat betekent dat gebarentaal mijn moedertaal is. Een tolk gebarentaal beheerst natuurlijk ook goed de taal, maar bij doventolken zie je toch dat ze een beheersing hebben van de taal die iets gevoeliger is. Het brengt vaak net iets meer verdieping, expressie en emotie. Dat wil niet zeggen dat een tolk gebarentaal minder goed is, maar het zijn juist de subtiele nuances die het verschil maken, zeker bij theater. Mensen kunnen zich nou eenmaal beter uitdrukken in hun moedertaal, dat geldt voor alle talen.
Hoe bereid je je voor op en voorstelling?
Ik ontvang van tevoren een script, dus ik weet met welke emotie bepaalde teksten worden gesproken. De gesproken taal en gebarentaal is natuurlijk heel anders. Ik maak de Nederlandse taal visueel, dus mijn mimiek is daarbij erg belangrijk. Juist bij een voorstelling met een gevoelig onderwerp als het slavernijverleden is het belangrijk om die emotie van tevoren te voelen en begrijpen.
Ben je dan zelf ook een beetje aan het acteren?
Nee, niet echt. Ik voel wel mee met de tekst, maar het is belangrijk om een bepaalde afstand te bewaren. Het is een fijne balans tussen de emotie overbrengen, zonder dat je jezelf daarin verliest. Ik voel dan wel in mijn buik mee met het verhaal, maar als tolk is het zaak vooral het verhaal goed over te brengen. Een goede tolk is eigenlijk onzichtbaar, je moet niet op de voorgrond staan. Als mensen vergeten dat je er bent, dan doe je je werk als tolk goed!
Oerol is er flink mee bezig om het festival toegankelijker en inclusiever te maken. Dat betekent dat er nog meer voorstellingen toegankelijk zijn voor mensen die doof of slechthorend zijn, maar ook dat het theater en de kunst vaker worden gemaakt in samenwerking met deze doelgroep. Toegankelijkheidscoördinator Erika zegt hierover: “Onze visie is om in de toekomst nog veel meer mensen op het festival te krijgen voor wie het eerder niet mogelijk was. De volgende stap voor ons is ook om makers uit te nodigen diens zintuigelijke ervaring anders is, juist om ook samen te werken met deze mensen.
Met die gedachte stapte hij een pianowinkel binnen en begon zich af te vragen hoe het zat met piano’s, vleugels en andere muziekinstrumenten. Hij stuitte op de firma Puls, die in Nederland 30.000 huizen heeft leeggehaald en daar een behoorlijke boterham mee verdiende. Klemens leerde over al het bezit dat minutieus geadministreerd werd, van tandenborstel tot scheermesje. Hij schrok zich rot van de systematiek waar dit mee gepaard ging en die hem ook iets te veel aan het toeslagenschandaal deed denken. Klemens: “Ik denk dat er uit schaamte veel over dit oneigenlijke bezit wordt gezwegen. Ik heb besloten er juist een verhaal over te maken als een muzikaal monument.”
Hoe maak je van dit verhaal een voorstelling zonder dat je de toeschouwers huiswaarts kiezen als gedeprimeerde misantropen? Klemens’ antwoord hierop is schoonheid: “Je weet dat de instrumenten allemaal gestolen zijn en dat de mens toch in staat is om muziek te maken, ernaar te luisteren en daardoor met elkaar te verbinden.”
Dit kan door op harmonische wijze Schuberts Sanftes Klavier te spelen, een gedicht voor piano, volgens Klemens. Maar het kan ook door een scène waarin het verraad echt vies duidelijk wordt te begeleiden door het voor de voorstelling gecomponeerde lied Gott sei dank. Klemens: “Dit verhaal is al dramatisch genoeg, dan verlang je naar verlossing in de muziek, een stuk met veel dissonanten brengt dat.”
Dat deze piano’s metgezellen en familie zijn, bleek toen Klemens het verhaal hoorde van de Joodse dirigent van het Concertgebouw, Ed Spanjaard. Die kwam eens thuis bij een pianohandelaar en dacht diens vleugel te herkennen. Hij ging op de pianokruk zitten, legde zijn handen op toetsen en wist het zeker: dit moest de vleugel zijn waaraan hij vroeger les had gehad van zijn Joodse lerares.
Dat is ook de reden dat vier van de vijf hoofdpersonen in deze voorstelling piano’s zijn. Het is volstrekt duidelijk hoe ze de geschiedenis tot leven brengen en hoeveel ze meemaken. Ook als dit een verhaal is dat we liever niet vertellen. En ook daar is passende muziek bij: een medley die begint bij de Snollebollekes en eindigt bij het Horst Wessellied. Klemens: “Ja, muziek kan schuldig zijn. Zo’n stuwende vierkwartsmaat, dat zet aan tot volgzaamheid.”
Des te louterend is het als de enige menselijke hoofdpersoon op het einde Gottes Zeit is der allerbeste Zeit van Bach speelt. Zijn eigen blazoen is verre van onbesmet, zit vol schaamte en zwijgzaamheid en toch speelt hij de universele taal van schoonheid.
Leestijd 1 minuut
Leestijd: 2 minuten
Dat je Willem niet zo goed ziet, en juist wel de zon en het publiek ziet reflecteren, is een bewuste keuze. “Op die manier reflecteer je letterlijk op jezelf,” vertelt hij, na slechts een paar uurtjes slaap na afloop van zijn optreden op het onzalige tijdstip van vijf uur in de ochtend. Volgens Willem is dat reflecteren een essentieel element van zijn voorstelling over het hebben van een biculturele identiteit, het zelfbewustzijn dat daarbij komt kijken, en ook de onvermijdelijke perceptie van anderen. Vorig jaar was deze voorstelling digitaal te bekijken op Oerols Imaginaire Eiland, maar, zo vertelt hij: “Het is uiteindelijk bedoeld voor het fysieke theater, waar het publiek de oordelende buitenwereld is die ik benoem, en daarmee onderdeel wordt van de voorstelling.”
Waarom hij zijn voorstelling om vijf uur ‘s ochtends en om tien uur ‘s avonds speelt? “Licht en donker kunnen niet zonder elkaar. De overgang van donker naar licht en vice versa gebruik ik om die reden ook in de voorstelling. Zonsopkomst en -ondergang zijn prachtige schouwspellen vol kleur.” Welke voorstelling zijn voorkeur heeft? “In de avond speel ik meer op mezelf, ben ik meer naar binnen gekeerd, omdat ik ook minder van het publiek zie. Het is ook mooi dat er, wanneer het afkoelt, langzaam condens op het glas vormt en mij meer laat verdwijnen. Maar de ochtend vind ik het meest bijzonder, omdat het meer past bij het verhaal: van donker naar licht.”
Bovendien blijkt Willem de Bruin een ochtendmens. Wie had dat gedacht van een nachtdier uit hiphopwereld? “Ik heb natuurlijk veel ’s nachts opgetreden en het nachtleven was een groot onderdeel van mijn leven. Maar ik vind het uiteindelijk het fijnst om vroeg op te staan, het liefst als de rest van de wereld nog slaapt. Soms sport ik, soms ga ik schrijven. Ik word me er steeds meer bewust van dat het leven eindig is, dus wil ik ook zoveel mogelijk van elke dag meekrijgen.”